Geïnspireerd door de fietscolumns van Wilfried de Jong, waarin hij met regelmaat beschrijft wat hij meemaakt op z’n “vaste rondje Rotte”, besloot ik vandaag eens de fraai bezongen oevers te verkennen. Met een strak blauwe hemel en een stevige bries was het aangenaam fietsweer. Alhoewel lopen nog niet echt soepel ging, voelde ik me wel fit genoeg om de pedalen rustig rond te duwen.
Een gewaarschuwd mens telt voor twee, dus met een gangetje van amper 20 kilometer in het uur startte ik mijn warming up. Van tevoren had ik al bedacht dat het ook een prima gelegenheid was om een selfie te maken op een ‘markante plek’. Natuurlijk hoort Rotterdam in dat lijstje. Maar wat kies je dan? De Kuip, het vernieuwde centraal station, de Zwaan, Hotel New York, ‘De Verwoeste Stad’ van Zadkine, … Zoveel mogelijkheden, maar uiteindelijk maar één kiekje. Na wat wikken en wegen besloot ik toch maar voor de skyline bepalende Euromast te gaan.
Ik was natuurlijk niet de enige, maar met soepele stuurmanskunst kon ik die bus vol Japanners ontwijken. Even kijken wat de beste plek was, de zon laag op het zuiden (het liep immers tegen het einde van de ochtend), dus doortrappen richting de Maas. Fiets tegen een paaltje, Iphone op de stoeprand, zelf ontspanner op 10 seconden en lachen. Nee, niet die Prodentsmile, iets tussen lachen en vermoeid kijken in. “Weet je wat, als ik mijn hand nu zo doe …” en klaar.
Met dit plaatje in de pocket en een een zuidenwind in de rug, kon ik mijn tocht langs de Rotte aanvangen. Ik waande me in een Herman van Veen-achtige wereld. Idyllische huisjes aan het water, molens waar je ze niet verwacht, bootjes op het water en riet, heel veel riet. Ik voerde het tempo gemakkelijk op, terwijl ik onbewust “opzij, opzij, opzij …” neuriede en vergat de wind in de rug. Het nadeel van een rondje fietsen is echter, dat het een rondje is. Dus als je heerlijk de wind mee hebt, komt er onherroepelijk een keer het moment dat je hem vol op de kop krijgt. Ik wisselde mijn deuntje in voor het melancholische “Aan de oevers van de Rotte”, wat qua ritme beter paste bij de omwentelingen van mijn pedalen. Maar hoe treurig het ook afloopt met de kikvorsen in dat lied, niemand kon de lach van mijn gezicht krijgen. Wat was het heerlijk om me weer pijnloos voort te kunnen bewegen
… tussen Delft en Overschie.