The day after

Ik word herboren wakker, zwevend op de roem van gisteren. Veer op uit mijn bed, als een jonge God. Sla de gordijnen open en kijk trots de wereld in, die ik de dag ervoor genadeloos heb verslagen … Hoe schril kan het contrast met de werkelijkheid zijn? Mijn botten kraken, mijn spieren zijn kort en stram. Met veel gemopper en gesteun duw ik het dekbed van me af en rol ik uit m’n bed. De gordijnen laat ik voor wat ze zijn en sleur mezelf de douche in. Ik kan maar aan één ding denken: hoe krijg ik die spierpijn uit mijn lijf?

Glorie

Gisteren leek het nog zo’n goed idee; op de fiets naar school gaan, zodat ik mijn lijf soepel houd. Maar op dit tijdstip, om kwart voor zes in de ochtend, voelt het als een stompzinning plan. Toch zet ik door. Ik houd mezelf voor, dat ik een ijzeren wil en een bizar doorzettingsvermogen heb. De werkelijkheid is natuurlijk, dat ik zó eigenwijs ben, dat ik mezelf niet eens gelijk wil geven, als ik weet dat ik het heb.

Ik hijs me in mijn wielerkleding en duw het ontbijt achter m’n kiezen. Als ik m’n rugtas over mijn arm slinger, val ik bijna achterover. De tocht naar de schuur is hels en barbaars. Zwalkend op mijn benen strompel ik over de galerij. Voetje voor voetje ga ik de trappen af naar beneden, waarbij elke landing op mijn beblaarde voeten ondersteund wordt door een zuchtend geluid.

Als ik eenmaal op mijn fiets zit, voel ik me weer langzaam het mannetje worden. Met een gangetje van 25 in het uur en windje mee rol ik Rotterdam binnen. Nauwelijks zeventien uur daarvoor waren de straten gevuld met lopers, publiek en rockende muziek en lag er op het asfalt een laag van sponzen en platgetrapte bekertjes. Nu de fel rode zon opkomt en in mijn ogen glinstert, is het stil en leeg op straat. Alleen de dranghekken op de hoeken van de kruispunten herinneren me aan het festijn van gisteren.

bekertjes

‘Niet lullen maar poetsen’, zal het typisch Rotterdamse credo van de schoonmaakploeg van de marathon zijn. Ik hoop dat ik mijn spierpijn op dezelfde manier kan laten verdwijnen. Maar als ik tien kilometer verder afstap van mijn fiets, weet ik dat dát een utopie is. Gelukkig is er nog altijd de roem en glorie, dat houdt me op de been.

‘Meester, wat loopt u moeilijk.’, is het eerste wat ik hoor als de kinderen de klas inlopen. ‘Mja, ik heb gisteren meegedaan in Rotterdam!’. ‘Oh, gaaf, wat was uw tijd?’ ‘Ik liep, 1 uur 53 en een beetje op de halve.’ …. ‘De halve???? Waarom niet de hele? Mijn opa van 71 heeft wél de hele gedaan!’ 

Beng! Het laatste stukje eigenwaarde waar ik op sta, wordt onder mijn voeten weggevaagd! Niks glorie, niks roem. Alleen de spierpijn, de blaren en het gevoel dat je spieren van je botten scheuren als je je te snel beweegt. De rest van de dag hoor ik alleen de verhalen over mensen die ‘de hele’ uitliepen. De één nog sneller dan de ander. Op Facebook lees ik de verbaasde reacties van (ex)’vrienden’, die verwachtten dat ik ‘de hele’ wel zou lopen.

hele

Het is me compleet duidelijk geworden. Ik ben een beetje sneu, of -om in het jargon te blijven- een halve zool. Want als je dan zo idioot bent, om jezelf de vernieling in te lopen, doe het dan met een beetje lef en loop ‘de hele’. De komende dagen gebruik ik, om m’n zelfvertrouwen, eigenwaarde en ego bij elkaar te vegen en op te rapen. Dat wil zeggen: dat ga ik doen, zodra ik weer zonder pijn in mijn lijf kan bukken. Ik heb een jaar de tijd om van een halve naar een hele zool te promoveren; hou me maar in de gaten. Of zoals m’n filmheld met een Oostenrijks accent zou zeggen: ‘I’ll be back!’

groet (met een knipoog), Wilco

9 gedachten over “The day after

Plaats een reactie